De fosfaatproductie van een melkkoe is afhankelijk van de jaarlijkse melkproductie. Tot dit jaar werd bij controles uitgegaan van de totale melkleverantie aan de zuivelfabriek. Bij recente controles op fosfaatrechten wordt echter uitgegaan van de daadwerkelijke productie. Het verschil betreft de melk die gevoerd wordt aan de kalveren en niet geleverde melk met antibiotica en de melkvoorraden in de tank. Het gevolg is dat in sommige gevallen de fosfaatproductie toeneemt.
De totaal geproduceerde melk op het bedrijf wordt gedeeld door het aantal melkkoeien (diercategorie 100). In een tabel behorende bij de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet is de fosfaatproductie per koe bepaald op basis van 22 klasses in jaarproducties. Iedere klasse neemt toe met 250 kg melk en de toename van de fosfaatproductie bedraagt hierbij 0,6 tot 0,8 kg per koe. Alleen bij de een na laatste klasse bedraagt de toename 1,5 kg. Bij een hogere melkproductie dan 10.624 kg is er geen toename meer van de fosfaatproductie.
Bekijk de tabel Fosfaatproductie Melkvee>
Dit betreft alle melk die geproduceerd wordt op het bedrijf. Het gaat hierbij om de volgende posten:
Het is duidelijk dat van enkele posten niet na te gaan is of dit aan de orde is. Melk die aan de kalveren gevoerd wordt is echter wel een post die meegenomen moet worden, zeker indien geen kunstmelkpoeder gekocht is.
Bij een controle die onlangs plaatsvond is zelfs de begin- en eindvoorraad melk in de tank meegenomen. Het is wel de vraag of dit relevant is, maar om geen risico te lopen is het wel verstandig om deze post ook mee te nemen. Het komt erop neer dat op 1 januari bepaald moet worden welke hoeveelheid melk in de tank aanwezig is. Deze melk is immers in het voorgaande jaar geproduceerd, maar wordt pas opgehaald in januari. Uiteraard is de beginvoorraad op 1 januari gelijk aan de eindvoorraad van het voorafgaande jaar.
Door de hogere melkproductie per koe is het in een aantal gevallen mogelijk dat de productie in een hogere klasse komt met hierdoor een hogere fosfaatproductie. Hoe dichter de melkleverantie bij een bovengrens van een klasse zit, hoe groter de kans dat de productie in een hogere klasse komt en hierdoor de fosfaatproductie toeneemt.
Bijvoorbeeld:
Geleverde melk aan fabriek: 843.300 kg. Gevoerde melk aan kalveren 7.000 kg. Aantal melkkoeien 90,0 stuks. De voorraden waren gelijk en overige posten zijn niet aan de orde.
De gemiddelde melkproductie op basis van leveranties bedraagt 9.370 kg per jaar. Deze productie valt in de staffel 9.125 – 9.374 kg met een fosfaatproductie van 44,2 kg.
De gemiddelde melkproductie op basis van productie bedraagt 9.448 kg per jaar. Deze productie valt in de staffel 9.375 – 9.624 kg met een fosfaatproductie van 44,9 kg.
De fosfaatproductie neemt dus toe met 63 kg per jaar.
Stel nu dat 835.000 kg melk aan de fabriek geleverd was. In dit geval maakt de verhoging van 7.000 kg niet uit. In beide gevallen bevindt de jaarproductie zich in dezelfde klasse en is de fosfaatproductie dus ook gelijk.
Deze fosfaatproductie is vervolgens bepalend voor:
Het is verstandig om voortaan uit te gaan van de totale melkproductie op een bedrijf. Afhankelijk van de plaats in een klasse kan het zijn dat de fosfaatproductie toeneemt. Het gevolg is dat meer fosfaatrechten nodig zijn. Ook kan dit gevolgen hebben voor de mestverwerkingsplicht en grondgebondenheid. De invloed op de gebruiksnormen is in veel gevallen niet van toepassing omdat de stikstofnorm hier vaak de beperkende factor is.
Bij een hogere melkproductie dan 10.624 kg is er geen toename meer van de fosfaatproductie. Voor deze bedrijven wijzigt er dan ook niets.
Voor vragen kunt u altijd contact met ons opnemen.
Tom Vloet: 06 31 94 59 71
Martijn Verhagen: 06 34 64 62 56
René van Lieshout: 06 22 41 93 55